“In de kern reflecteert het boek de mening van Olivier van Beemen dat bedrijven niet actief zouden moeten zijn in zich ontwikkelende landen en landen met een uitdagend politiek klimaat”, schrijft Heineken.
In werkelijkheid is Van Beemen ervan overtuigd dat bedrijven wel degelijk kunnen bijdragen aan economische ontwikkeling, meer dan hulp, zoals hij schrijft op bladzijde 327 van Heineken in Afrika. Tegelijkertijd concludeert hij dat Heineken de Afrikaanse landen waar het actief is eerder arm houdt dan verrijkt. Heineken zit al meer dan een halve eeuw in straatarme landen als Burundi, Congo en Sierra Leone en het succes van het bedrijf is nooit een noemenswaardige katalysator geweest voor ontwikkeling of de komst van andere bedrijven, zoals het pretendeert. Het is onmogelijk aan te tonen dat de betreffende staten beter af waren geweest zonder Heineken, maar het is in elk geval duidelijk dat ze weinig tot niets zijn opgeschoten met de economische dominantie van Heineken.
Andersom is Afrika voor Heineken een goudmijn, die bijna 50 procent meer winst oplevert dan het wereldwijde gemiddelde. Desondanks worden investeringen deels gesubsidieerd door de belastingbetaler en maakt het bedrijf gebruik van een Belgische dochteronderneming om meer winst uit Afrika mee te nemen.